Episode uit den tijd der Bokkenrijders (26-08-1897)

FEUILLETON uit 1897... Krantentitel: Nieuwe Tilburgsche Courant Datum, editie: 26-08-1897 Eene episode uit den tijd der bokkenrijders... Niet ver van de groene boorden der Geleen lag op eene hoogte te midden van het struikgewas het kasteel Schurenhof 1, dat in 1773 bewoond werd door de afstammelingen eener aloude familie, de ridder van Schurenhof en zijne dochter. Zelden zagen de dorpsbewoners den ridder; hij leefde in de grootste afzondering. Zijne dochter Mathilde was achttien jaar, en werd om hare schoonheid en goedheid alom geroemd. De oude ridder van Schurenhof werd niet alleen gekweld door de plagen van den ouderdom, hij had nog eene andere reden tot ongerustheid. Ten tijde van ons verhaal werd het hertogdom Limburg geteisterd door een rooverbende „Bokkenrijders" genaamd. Het groote vierkant tusschen Aken, Maastricht, Roermond en Wassenberg, was 't tooneel hunner wandaden, overal verspreidden ze schrik en ontzetting. De leden der bende herkenden elkaar aan een wachtwoord of teeken. Over dag werkten zij in 't veld of hielden drinkgelagen in een kroeg, want aan geld ontbrak het hen niet. 's Nachts vergaderden zij op een gegeven teeken in de een of andere schuilplaats en wee dan de kerk, het kasteel, of den heer, die hun strooptocht gold. Het kasteel Schurenhof lag juist in 't midden van van hun hun werkkring. Op zekeren avond zat de oude ridder met zijne dochter alleen voor den haard, toen de huispriester binnentrad. „Brengt gij ons goede tijding, vader?" vroeg hem de slotheer. „Men hoort zelden iets goeds", zei de priester. Verleden nacht heeft men brand gesticht in Bingelrade". De bende komt dus nader: "Verleden nacht Bingelrade, drie dagen geleden Schinveld en voor acht dagen Nieuwenhagen". Dit zeggende sloeg de grijsaard treurig de oogen neer. Het was avond geworden en duisterternis lag over 't aardrijk. Het meisje dat aan 't raam was gaan staan, gaf plotseling een kreet van schrik. „Brand! brand !" riep ze. De grijsaard schokte ia zijn leunstoel. „Brand l zeg je ? En waar ? „Naar den kant van Hegen," antwoordde Mathilde sidderend. "Dat is niets", hernam de ridder koel. Deze onverschillige woorden deden 't meisje de tranen in de oogen komen. Zij beefde als ze er aan dacht dat misschien een geliefd hart vallen ging onder den bijl der bokkenrijders.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTAwNw==